zondag 1 februari 2009

De Calvijnfactor en de waarde van de arbeid

De Here Jezus is op Kerstmis geboren en daarom hangen we ballen in een boom en komt de Kerstman langs met cadeaus, de Here Jezus is met Pasen opgestaan en daarom eten we allemaal gekleurde eieren en ‘s avonds een lammetje. Laten we het zo zeggen, de christelijke traditie die heden ten dage zo vaak ter sprake komt is best wel belangrijk. Maar wat er van over is? De Kerstman is in 1928 uitgevonden door CocaCola, de kerstboom is een uitvinding van Wodan, de kerstbal was sinds de uitvinding van het glasblazen een methode om heksen te herkennen (die hebben geen spiegelbeeld), de eieren zijn voor-christelijke vruchtbaarheidssymbolen en het lammetje herinnert aan de tocht van de Joden uit hun Beloofde Land. Hoe staat het met onze christelijke traditie? Ter gelegenheid van het 500-ste geboortejaar van Calvijn stelt het dagblad Trouw iedereen in staat zijn eigen Calvijn-factor te meten. Soberheid en arbeidsethos staan daarbij centraal maar er is ook aandacht voor rechtlijnigheid, omgaan met de medemens en rechtlijnigheid in de leer of in zaken. Uiteraard kunt u de vragenlijst zelf nog invullen en zo dieper met uw eigen ik kennismaken, maar de kans dat u hoog scoort op de echte calvinistische principes achten we heel klein. Ook Calvijn zelf zou niet hoog hebben gescoord, want de meeste aan hem toegeschreven eigenschappen waren hem volkomen vreemd, met als uitschieters gezonde zin in sex en drank en een meestal in noeste arbeid doorgebrachte zondag. Ongenoemd maar een toch erg tekenende eigenschap was trouwens zijn buitengewone wreedheid, ook en juist binnen de muren van de kerken waar hij optrad. Toen hij eens een volgens hem dissidente geleerde ontdekte onder zijn gehoor (Michael Servet) zorgde hij persoonlijk voor diens opsporing en terechtstelling op de brandstapel. Zijn voornaamste erfenis lijkt, zo blijkt uit de score van zowel mijzelf als van mijn collega, de ongebreidelde werklust. Mijn score, 86% werklust op een totaal van 100, en die van mijn collega, 71%, wordt gedeeld door vele medelanders. Wellicht sta ik iets dichter bij Calvijn omdat dit stukje, net als zijn geschriften, vooral op zondag werd geschreven. Beid uw tijd en duur uw uur!
Met werklust als hoofdmoot van de hervormde erfenis rijst overigens wel de vraag of een hoge C-factor wel zo’n goede zaak is. En zelfs of we nog wel in een christelijke traditie staan. Was werken niet de straf van God voor Adam omdat hij een appeltje at? Het harde vonnis dat hij voortaan in het zweet zijns aanschijns zijn brood moest verdienen wekt op zijn minst de indruk dat in het paradijs niet hoeft te worden gewerkt. En schreef Paul Lafarque, de schoonzoon van de grootste kenner van de factor arbeid, Karl Marx, niet het boekje “Het recht op luiheid”? Wanneer hebben we eindelijk voldoende arbeid verricht? Het eten van een appel door iemand die wel heel erg lang geleden werd geboren is, is weliswaar een grote zonde, maar moeten we niet eens een theologische en juridische discussie beginnen over de verjaringstermijn? Zijn de sociaaldemocraten die geijverd hebben voor werktijdverkorting echt goddelozen? En hoe zal Onze Lieve Heer, die in Calvijns tijd overigens nog helemaal niet zo genoemd werd en meestal een uiterst slecht humeur had, oordelen over de financiĆ«le speculanten die in onze tijd hebben gezorgd voor massale fabriekssluitingen?

Een heel andere opmerking geldt dat Calvijn niet echt een inhoudelijke erfenis heeft nagelaten over werk. Uiteraard is het heel aardig om dankzij Trouw kennis te nemen van onze C-factor. Je kunt er zo achter komen wat er nog leeft van de christelijke traditie waarin Nederland groot is gebracht. Werken schijnt te moeten. Maar waarvoor? En waartoe? In Calvijns tijd schreef Erasmus dat daarmee vooral de God van de Rijkdom werd gediend. En hij noemde dat zotheid.
Te vrezen valt dat van de visie van Erasmus meer terug te vinden is dan van die van Calvijn.
In het huidige marktdenken van de overheid en in het zo populaire integraal management in arbeidsorganisaties worden mensen en bedrijven niet afgerekend op hun werk maar op targets. Alleen de resultaten tellen nog. Gemeten in kengetallen. Of in winst. Of, tegenwoordig, gerekend in bezuinigingen. Aandacht voor arbeid wordt gezien als kostenpost. En het afschaffen van arbeid levert winst op voor aandeelhouders.
Maar, wellicht vanwege mijn calvinistische werklust, heb ik de neiging te menen dat Calvijn en Onze Lieve Heer een omissie hebben laten bestaan die nodig moet worden opgevuld. Marktdenken verhindert het denken aan en over werk. Werken als straf Gods verhindert het denken aan en over werk. Maar als we dan toch moeten en willen werken dan het liefst met plezier. Misschien moet de leer van Calvijn gewoon nog verder worden ontwikkeld.