zondag 25 oktober 2009

De nieuwe architectuur is een bron van problemen

Bij de zoveelste ramkraak op het Lambertus Zijlplein in Amsterdam-West (buit drie pakjes sigaretten) ontstond meteen weer een locale de discussie over karakter en landsaard van de daders. Een treurige discussie waar we niet aan mee willen doen en als alternatief krijg ik de neiging naar iets anders te kijken: de architectuur van de arbeiderswijken. Hoe komt het dat juist op een terrein waarin Nederland wereldwijd naam heeft gemaakt zoveel fout is gegaan? Wat is er mooier dan de Diamantbuurt in Amsterdam of de woningcorporatie aan de Zaanstraat met het wereldberoemde postkantoortje dat nu een museum is geworden? Beiden gebouwd door Michel de Klerk, die ook het Scheepvaarthuis in Amsterdam heeft ontworpen. Hoe komt het dat Nieuw-West in Amsterdam zo’n slechte naam heeft terwijl het toch bedacht en gebouwd is door wereldberoemde mensen als Van Eesteren, Dudok en Bakema? En hoe komt het dat Lelystad en Almere nooit wat zullen worden terwijl Rem Koolhaas er zijn grande signature onder heeft gezet? Ergens is iets fout gegaan. Uiteraard zonder dat het de bedoeling was. Wie de foto’s nog kent van de arbeiderswoningen aan het begin van de twintigste eeuw kan zich voorstellen dat iedereen blij opsprong bij de pogingen daar verbetering in te brengen.







Kelderwoningen in Amsterdam


Arbeiders hadden recht op ruimte, rust en lucht. De beste architecten werkten samen ter verheffing van de arbeidersklasse. De eerste arbeidersparadijzen in Amsterdam Noord werden luid toegejuicht. Michel de Klerk ging nog verder: zijn Amsterdamse school toont in al haar glorie het vakmanschap van de arbeiders zelf.


                    Het Schip van architect De Klerk in Amsterdam, arbeidersparadijs en arbeiderstrots

Nu nog komen Japanners, Amerikanen en Australische fans en studenten zijn werk bezoeken. En wie het boekje Op de golven van de stad (uitgeverij museum Het Schip, drie fietsroutes) aanschaft weet weer waarom. Maar waar en wanneer is het misgegaan? Michel de Klerk zelf gaf een eerste antwoord. Kort na de realisatie van de Diamantbuurt pleegde hij zelfmoord, heel teleurgesteld in wat we nu ook weer kennen: de voortdurende bezuinigingsdruk op mooie ideeën. Zijn gevels zijn weergaloos, de huizen van binnen te kaal, te donker en te klein. Om dezelfde reden was geen van de architecten die Nieuw West in Amsterdam hebben gebouwd tevreden met het resultaat. Te karig qua uitvoering. Maar intussen was er wel nog iets anders gebeurd. Waar De Klerk er tenminste in slaagde het vakmanschap van de bouwvakkers ten volle te benutten waren zijn opvolgers gegrepen door het nieuwe bouwen en het functionalisme. Vanuit de meest goede bedoelingen streefden ze naar industriële bouw en de scheiding van wonen en werken. Sindsdien zijn arbeidersflats geen toonbeeld van vakmanschap maar, ontdaan van elke smeuïgheid, toonbeelden van functionele eentonigheid. Wereldwijd is het Seagramgebouw van Mies van der Rohe het voorbeeld.


Het beroemdste en vroegste voorbeeld van zakelijk en functioneel bouwen: het PANAM/Seagramgebouw van Mies von der Rohe

Rust, groen, beton en goedkoop. De paradox is dat juist daar het probleem zit. Binnen de ring van Amsterdam zijn er aan het eind van elke straat wel een aantal cafés, restaurants, winkels en bedrijven. Daarbuiten is vooral rust gepland. En dat is nu precies wat een stad niet hebben moet. In de functioneel bedachte buitenwijken vertrekt ‘s ochtends iedereen die werk heeft en de rest verveelt zich te pletter. De hangjongeren zijn niet het gevolg van karakter of landsaard maar van de architectonische structuur van hun wijk. In heel nieuw-west zijn er drie winkelscentra en de rest is wonen. Oorverdovend saai wonen. Wie niet werkt die hangt. Ooit wel eens gelet op de aantrekkelijkheid van die hangplekken? Die is er niet. Het probleem zit in de wijk zelf en niet zonder meer in haar bewoners. Het huidig streven in Amsterdam naar verdichting in de buitenwijken en zelfs binnen de ring brengt, als werk, plezier en wonen niet opnieuw gemengd worden, meer problemen met zich mee dan het oplost. Ijburg is nu al een een beetje griezelig aan het worden. Het lijkt me dat de uitvinding van het flatgebouw de bron is van veel ellende. Le Corbusier, de feitelijke uitvinder, was nog van mening dat de begane grond onder een flatgebouw niet bebouwd moest worden. Zijn flats stonden op pootjes. De grond en de straat zijn in zijn visie eigendom van de mensen. Onder de stenen ruimten moest er sociale ruimte zijn. Uiteraard zijn die pootjes later wegbezuingd. Dat scheelt weer woningen. En weg was de sociale ruimte. In flats worden de mensen te dicht op elkaar geklonterd terwijl de buitenruimte zijn sociale functie en sociale controle kwijt is. Hangen is het antwoord. Uiteraard zijn we nu maar al te bekend met dat fenomeen, maar de oplossing ervoor is desastreus en zal de problemen nog vergroten. In vrijwel alle nieuwe binnensteedse Vinexwijken wordt lager gebouwd maar krijgen alle huizen extra ommuring in steen of ijzer. Sommige vinexwijkjes worden zelfs expliciet als fort gebouwd. De sociale ruimte wordt niet opnieuw ingenomen. Integendeel, de bewoners worden door extra muren tegen de buitenruimte beschermd. In Amsterdam is Vrijburcht daarvan het meest bejubelde voorbeeld.


Vrijburcht in Amsterdam: sociaal, met hekken en muren er om heen.

In essentie is Vrijburcht een uniek sociaal project van tegen de honderd woningen, met een gedeelde binnentuin, een theater, gezamenlijke logeerkamers voor gasten, een eigen café, restaurant en wat niet al. Maar wel met muren en hekken volstrekt afgesloten van de buitenwereld. Dat idee van architect De Haan, die er zelf blij is gaan wonen, vindt steeds meer navolging. In de door groen afgesloten miniwijkjes in Lelystad en Almere, in de letterlijk met hoge muren omgeven vinex-wijken tussen Den Haag en Amsterdam, in de nieuwbouw in Nieuw West. De privé-ruimte wordt steeds beter, de buitenruimte wordt aan zijn lot overgelaten. Of anders gezegd: sociaal tot aan de voordeur. Asocialer dan ooit daar buiten. Niet de landsaard maar het gebrek aan sociaal denken binnen de architectuur wordt ons grootste probleem.

zondag 11 oktober 2009

Schotten in het denken over arbeid

In mijn dagelijks leven houd ik me bezig met mens en werk. Ziekteverzuim, motivatie, werkdruk, organisatieadvies: u vraagt en wij draaien. Maar periodiek zet ik de boel even stil. Zo af en toe ga ik een dag of wat achter de computer zitten om te kijken waar mijn collega’s mee bezig zijn. Zo blijf je bij. De centrale vraag is dan: waar denken ze dat we arbeid in ons land heen gaan (of zouden kunnen of moeten gaan)? Wat zijn hun ervaringen? En waar denken en schrijven ze over? Typisch een vakantiewerkje. Maar wel nodig, want anders hol je alleen maar achter jezelf en de trend in je eigen bedrijven aan.

Deze keer had ik geluk. Bij diverse vaktijdschriften vonden de redacties het nodig om overzichten te plaatsen van 25 jaar managementtheorie, 25 jaar arbeidspsychologie en 25 jaar arbeidssociologie.

In de eerste plaats valt op hoe welwillend we in Nederland staan tegenover arbeid. En niet alleen daar. Vanuit een zg Rijnlandsmodel zijn Nederland, Duitsland en Zweden geïnteresseerd in wat mensen beweegt. En wat hen tegenzit en hoe dat te verhelpen is. Wist u dat in Zweden in de arbeidspsychologie meer dan 50 procent van de artikelen over stress gaat? Heel interessant en nuttig, maar….er zijn toch wel wat meer onderwerpen van belang.

Dat valt meteen op als je kijkt naar het overzicht van de thema’s die in Engelse en Amerikaanse literatuur wordt behandeld. In die landen overheerst het zg Anglicaanse model wat resulteert in vooral veel artikelen over de thema’s leiderschap en selectie van personeel. Heel zwart-wit gezegd: bij ons gaat de belangstelling uit naar wie het werk doet en daar lijkt de baas de baas en wie diens spoor niet volgt is niet langer welkom dan wel wordt niet eens aangenomen. Bij de Rijnlanders staan vakmanschap, innovatie, samenwerking en lange termijn centraal, bij de Engelandvaarders is de markt de plek waarin op korte termijn winst, status en bonussen te behalen zijn voor topleiders. Veel van onze huidige problemen zijn te herleiden op de triomfantelijke intocht van het Anglicaanse model in onze contreien. Uiteraard is het u en mij bekend dat die anglicaanse visie geleid heeft tot de kredietcrisis. Een goede stelling kan zijn dat het ook heeft geleid tot de teloorgang van de PvdA en de opkomst van ontevredenheid bij werknemers. Maar dat wist u al en in elk geval heb ik dat u al eens gemeld. Maak je een kwadrant van enerzijds de twee bestaande groepen werknemers, de leunende werknemers en de berekenende jobhoppers, en anderzijds, de Rijnlandse en Anglicaanse werkgevers, dan is het ook duidelijk dat we nog veel ongenoegen zullen beleven in dit land. Elk van deze vier groepen kan niet overweg met twee van de andere groepen. Dat de Nederlandse werknemer ontevreden is (gemaakt) is bekend. Maar de strijd tussen deze twee modellen is ook slecht voor de werkgevers. Enkele weken geleden werd bijvoorbeeld bekend dat 40% van de grote bedrijven wel eens managers heeft moeten ontslaan omdat die alleen voor eigen gewin bezig waren en zich weinig gelegen lieten aan zowel de werknemers als het bedrijf waar ze voor werkten. Ook de twee groepen bedrijven kunnen niet met elkaar overweg. Zo zijn de brave bedrijven PCM en de Hema opgegeten en kaalgevreten door Anglicaanse collega’s.

Maar ik was nog niet uitgelezen in de vakbladen. Ook binnen ons Rijnlandje blijken we elkaar niet te begrijpen. Voor zover de arbeidssociologische en arbeidspsychologische onderzoeksresultaten in de managementbladen terecht komen worden deze vrijwel uitsluitend op hun bedrijfskundige effecten beoordeeld. En andersom komen in de sociale vaktijdschriften de bedrijfskundige argumenten in het geheel niet aan de orde. Wetenschap en bedrijfsleven leven in hun eigen wereldje en hanteren andere criteria. De betekenis van het woord “bedrijfsleven” moet daarbij nog eens worden gehalveerd: over ondernemingsraden en zeggenschap in relatie met werk wordt al tien jaar nauwelijks nog geschreven.

En zelfs het woord “geschreven” moet beperkt worden uitgelegd. Het betekent bijvoorbeeld niet dat wat geschreven wordt ook wordt gelezen. Het aantal politici en werkgeversvertegenwoordigers dat zich bezig houdt met werk is nog geen kwart van dat van tien jaar geleden. Zo ontbreekt in de discussie over de pensioengerechtigde leeftijd niet de kennis dat de mensen 10 jaar langer leven maar wel dat ze maar anderhalf jaar langer gezond zijn. De werkgevers lijken te sturen op de komt van de rollatorwerknemer. Stellen ze daar geen prijs op dan wordt alleen de AOW vervangen door de WW. Evenzo ontbreekt de kennis dat nog steeds 25% van de mannen voor zijn vijfenzestigste overlijdt. Een direct gevolg van het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd is daarom een forse toename van oudere alleenstaande vrouwen in de bijstand.

Vincent Vrooland

zondag 4 oktober 2009

Karaktermoord is in

Er schijnt iets met Ab Osterhaus te zijn. Ik weet niet wat - iets met aandelen, met een BV’tje? - maar waarschijnlijk heeft hij zakelijk belang bij zijn griepadviezen. Er schijnt iets met Gerd Leers te zijn. Weet niet precies wat – iets met een tweede huisje in Bulgarije? – maar aan de schone handen van deze integere bestuurder zitten waarschijnlijk toch wel wat smetjes. Er schijnt iets met Willem-Alexander te zijn. Weet niet precies wat – iets met een strandhuisje in Mozambique? – maar moet die nu onze nieuwe koning worden? De kranten staan er vol van, wat zeg ik, alle media berichten erover. Er moet toch wel iets aan de hand zijn. Want waar rook is, is vuur!

Er waart een golf van karaktermoorden over ons land. Nog voor er deugdelijk onderzoek is gedaan, zijn de oordelen al geveld. En als het aan velen ligt, de vonnissen al voltrokken. Want laten we wel wezen, Barbertje zal hangen. Zoals eerder geruchtenvorming zelfs dat verhaal van Multatuli slechts verkracht heeft weten over te brengen.

GERECHTSDIENAAR.
Mynheer de rechter, daar is de man die Barbertje vermoord heeft.
RECHTER.
Die man moet hangen. Hoe heeft hy dat aangelegd?
GERECHTSDIENAAR.
Hy heeft haar in kleine stukjes gesneden, en ingezouten.
RECHTER.
Daaraan heeft hy zeer verkeerd gedaan. Hy moet hangen.
LOTHARIO.
Rechter, ik heb Barbertje niet vermoord! Ik heb haar gevoed en gekleed en verzorgd. Er zyn getuigen die verklaren zullen dat ik 'n goed mensch ben, en geen moordenaar.
RECHTER.
Man, ge moet hangen! Ge verzwaart uw misdaad door eigenwaan. Het past niet aan iemand die... van iets beschuldigd is, zich voor 'n goed mensch te houden.
LOTHARIO.
Maar, rechter, er zyn getuigen die het zullen bevestigen. En daar ik nu beschuldigd ben van moord...
RECHTER.
Ge moet hangen! Ge hebt Barbertje stukgesneden, ingezouten, en zyt ingenomen met uzelf... drie kapitale delikten! Wie zyt ge, vrouwtje?
VROUWTJE.
Ik ben Barbertje.
LOTHARIO.
Goddank! Rechter, ge ziet dat ik haar niet vermoord heb!
RECHTER.
Hm... ja...zoo! Maar het inzouten?
BARBERTJE.
Neen, rechter, hy heeft me niet ingezouten. Hy heeft my integendeel veel goeds gedaan. Hy is 'n edel mensch!
LOTHARIO.
Ge hoort het, rechter, ze zegt dat ik 'n goed mensch ben.
RECHTER.
Hm... het derde punt blyft dus bestaan. Gerechtsdienaar, voer dien man weg, hy moet hangen. Hy is schuldig aan eigenwaan. Griffier, citeer in de praemissen de jurisprudentie van Lessing's patriarch.

Karaktermoord is niet nieuw. Ik waag me niet aan een historische verhandeling. Want dan kan ik beginnen bij alle religies, die hun gelovigen het juiste pad alleen wisten te wijzen door te dreigen met de hel en verdoemenis waaraan heidenen en afvalligen ten slachtoffer zouden vallen. Roep daarom slechts in herinnering Wouter Buikhuizen die door Piet Grijs flink in de vuile wind is geplaatst. Criminaliteit mocht niet voortkomen uit ‘individuele en aangeboren afwijkingen’ (Buikhuizen), maar moest voortkomen uit de verrotte kapitalistische maatschappij (Grijs). Wat er ook van de toonzetting gevonden mag worden, er zat een scherp inhoudelijk meningsverschil achter.

Politici wisten er door de jaren heen ook aardig weg mee. In alle toonaarden werden doemscenario’s geschilderd als de andere politieke partij aan de macht zou komen. Dus stem nu maar veilig op mij, was de boodschap. Pim Fortuyn heeft daaraan effectief een einde gemaakt. Alle aanvallen op hem vatte hij samen onder de term ‘demonisering’ en niemand durfde hem vervolgens nog inhoudelijk aan te pakken. Geert Wilders komt er ook eind mee, al doet hij dat vaak door bij het debat weg te blijven. Nu mag er nog alleen op allochtonen in het algemeen en Marokkanen in het bijzonder karaktermoord in de vorm van demonisering worden gepleegd.

De recente golf van karaktermoorden kent echter een andere achtergrond. De enorme concurrentiestrijd tussen de media en de doodsnood van de dagbladen. Met als instrument de onderzoeksjournalistiek. En onzekere politici als medeplichtigen.

Er is niets op tegen de achtergronden van misstanden in de samenleving aan een scrutineus onderzoek te onderwerpen. En iedereen die iets verkeerds doet, moet maar weten dat het risico van tegen de lamp lopen reëel is. Maar dat is wat anders dan in het wilde weg met hagel te gaan schieten in de hoop dat je iets raakt. En allerhande beschuldigingen te uiten zonder de context goed in beeld te hebben. De stelregel dat je een sappig verhaal niet kapot moet checken, lijkt het nu in de journalistiek gewonnen te hebben.

Wie komt er nog voor de rechtstaat op? Wie voor de fatsoensregel dat je pas veroordeeld bent als je langs een zorgvuldig proces schuldig bent bevonden? Media niet, en politici lijken er ook geen zin meer in te hebben. Zij veroordelen ook steeds sneller bepaalde ‘misstanden’ nog voor er een zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgehad. De media verwijzen voor klachten naar de Raad voor de Journalistiek, waar ze zelf geen enkel respect voor hebben. Of naar hun Ombudsman. Volg die van de Volkskrant op de voet. Maar na een kritische start doet hij ook niets anders meer dan de loftrompet van de hedendaagse (Volkskrant-)journalistiek te steken. Onderzoeksjournalistiek brengt ons enorm veel goeds. En als er dan eens een foutje moet worden vastgesteld, komt hij met het ‘alles overtuigende argument’ dat er toch ook veel goed is gegaan. Zelfs de schaamlapjes van de journalistiek zijn niet meer wat ze zijn geweest.

De dagbladen willen linksom of rechtsom steun van de overheid om hun rol van ‘onmisbare pijler onder de democratie’ (Trouw)te kunnen vervullen. Zouden ze hun lezers niet van deze rol moeten overtuigen? In plaats van hun hand bij de overheid op te houden? Voor mensen die gewoon naar eer en geweten hun werk willen doen – en zo een onmisbare pijler vormen bij de instandhouding van samenleving en democratie – geldt slechts het consigne, zolang de concurrentiestrijd van de media aanhoudt: wordt geen lieveling van de media. Voordat je het weet ben je veroordeeld door hun eigenwaan. Het kan namelijk nog wel even duren voordat zij, op grond van die eigenwaan, door hun rechter, het publiek, worden veroordeeld.

Jeroen Sprenger