maandag 15 november 2010
Afleidingsmanoeuvres
Barack Obama heeft in 2008 een overweldigende zege geboekt bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Kreeg 60 zetels in de Senaat, een tweederde meerderheid. Heeft hij de gewekte verwachtingen – Change, yes we can! - kunnen waarmaken? Ik dacht het niet. Binnen de eigen Democratische geledingen bestond onvoldoende eenheid. Twee weken geleden oogstten zij het loon van de angst.
Tony Blair heeft drie maal de Lagerhuisverkiezingen gewonnen, waarvan twee maal met een overweldigende meerderheid. Heeft hij de Britse houding tegenover Europa – zoals hij toch beloofd had – wezenlijk kunnen veranderen? Heeft hij ook maar op één moment iets gedaan aan de al heel voorzichtige belofte de euro in te voeren? Ik dacht het niet. Bij de laatste Lagerhuisverkiezingen oogstte Labour het loon van de angst.
Tel uit je winst met de daadkracht van een regering in een tweepartijenstelsel. En dan hebben we het er maar niet over dat in dergelijke landen vanwege het districtenstelsel de opkomst structureel lager is, dan in landen met een evenredige vertegenwoordiging.
De jongste kabinetsformatie was weer eens een langdurige. Heeft dat aan de rol van het staatshoofd gelegen? Ik dacht het niet. Zoals voetballers altijd klagen over de scheidsrechter, hele tribunes vragen om elektronische hulpmiddelen om de persoonlijke feilbaarheid van de arbiter te neutraliseren, zo klagen politici over de rol van het staatshoofd. Maar het is een illusie te denken dat het beter wordt met een gekortwiekt staatshoofd. Er zal altijd een arbiter moeten zijn, met wat voor bevoegdheden en hulpmiddelen ook, om het spel in goede banen te leiden. Hoe zou het tennis eruit hebben gezien als John McEnroe zijn eigen services op ‘in’ of ‘uit’ zou hebben mogen beoordelen?
We hebben in Nederland een politiek stelsel gebaseerd op een evenredige vertegenwoordiging in het parlement. De consequentie daarvan is dat er altijd een coalitie moet worden gevormd. Het is beter van dat gegeven uit te gaan, sterker nog, daarin te investeren. Voor bewindslieden hoort te gelden: “Hoe dichter bij de Kroon, des te minder partijman”. Daar hoort geen partijpolitieke woordvoering bij. Zoals Gerrit Zalm begreep toen hij in 1999 Stephan Schrover, woordvoerder van het bisschoppencollege, en mij, woordvoerder van de FNV en ook nog eens voorzitter van PvdA Amsterdam Zuidoost, aantrok. Burgers willen namelijk niet worden voorgelicht door bewindslieden over partijpolitiek geharrewar, maar over het beleid dat wordt gevoerd.
Bij het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) stelt het SCP ieder kwartaal vast, dat burgers in eerste aanleg denken dat de regering niets doet aan hun sores. Als ze dan voorgelegd krijgen wat de regering wel doet, zeggen ze met enige verbazing: “Is dat zo? Dat wist ik niet. Dat vind ik eigenlijk wel heel erg goed.” Aan die onwetendheid moeten overheidsvoorlichters in samenspraak met hun bewindslieden wat doen. Daar zal het publiek vertrouwen in kabinet, individuele bewindslieden, de overheid in algemeen, bij zijn gebaat. Niet bij het armoedig zelfbeklag over het groenere gras elders. Dat is een fictie!
Jeroen Sprenger
maandag 1 november 2010
Minder Pauw en Witteman
Het analyseren van kijkcijfers hoort een dagelijks bezigheid te zijn van voorlichters en woordvoerders. Want wie moet je langs welke weg bereiken, is immers een dagelijkse uitdaging. Opdat overheidscommunicatoren niet wordt verweten dat ze met elkaar communiceren, niet met de samenleving. Dus degenen die kabinetsboodschappen naar PVV-publiek willen uitdragen, zijn vooralsnog niet bij PowNed en Wakker Nederland aan het goede adres. Nader onderzoek is dus gewenst…
Bij dat onderzoek is het verstandig de recente SCP-studie ‘Alle kanalen staan open, de digitalisering van mediagebruik’ ter hand te nemen. Daarin worden de veranderingen in het mediagebruik sinds 1995 beschreven. Ondanks de opkomst van nieuwe media, zo wordt geconcludeerd, is het mediagebruik constant gebleven. Al decennia ligt ons ‘mediabudget’ rond de 19 uur per week. De nieuwe media verdringen dus oude media. We zitten nu wekelijks in onze vrije tijd ruim 4 uur aan de computer en dat is in het bijzonder ten koste gegaan van geprinte media (min 20%) en televisie (min 15%). Nog opmerkelijker is het grote verschil tussen de generaties. Jongeren besteden al net zoveel tijd aan digitale media als aan het kijken naar tv. “De online pc is voor deze generatie alles in één: niet alleen een massamedium, maar ook een interactiemedium. De onafscheidelijke mobiele telefoon is juist niet langer alleen een interactiemedium, maar steeds meer een informatie- en vermaaksmedium.” Het onderzoek zegt ook iets interessants over hoog- en laagopgeleiden. Hoogopgeleiden zijn ruim te vinden onder de gebruikers van ICT, publieke radiozenders en geluiddragers. “Laagopgeleiden zijn oververtegenwoordigd onder het radio- en televisiepubliek (in het bijzonder van commerciële, lokale en regionale zenders) en de lezers van huis-aan-huisbladen en regionale dag- en nieuwsbladen.”
Nu wil ik verkeerde conclusies vermijden. Van PVV-stemmers is, voor zover ik weet, nog geen leefstijlprofiel bekend. Hoe ze te bereiken, blijft dus een nader onderzoek waard. Maar de jongeren en laagopgeleiden onder hen bereik je dus niet met een nieuwe programmering van publieke zenders. De jongeren hechten immers meer aan internet en mobieltje, de laagopgeleiden zitten immers meer bij de commerciëlen en regionalen. In de mediahiërarchie van de overheidsvoorlichter moet Pauw&Witteman dus wat zakken, als ze althans hen willen bereiken.
In de overheidsvoorlichting moet de automatische piloot worden uitgeschakeld. Nieuw kabinet, nieuwe accenten in de overheidscommunicatie.
Jeroen Sprenger
zondag 3 oktober 2010
Paniek over ´beste pensioenstelsel´
De babyboomers, de mensen die geboren zijn tussen 1945 en 1960, gaan vanaf dit jaar massaal met pensioen. Gelijk slaat de paniek over het stelsel van ouderdomsverzekeringen toe. Net nu het erop aan komt te bewijzen, dat ‘we het beste stelsel van de wereld hebben’, zoals de aanstaande 65-jarigen decennialang is voorgehouden. Menigeen krijgt er een visioen van dat de pot leeg is, als die aan de beurt is.
Er heeft zich begin oktober een nieuw kabinet aangekondigd. Uit het concept-regeerakkoord valt af te leiden dat de wetgeving over verhoging van de AOW-leeftijd zal worden doorgezet. Aangezien de AOW gekoppeld is aan het pensioen, valt te verwachten dat de druk wordt opgevoerd om de ingangsdatum van het pensioen ook te verhogen. Maar het spel wordt enigszins merkwaardig gespeeld. En verre van zorgvuldig. Iedereen mag in de kranten lezen hoe er met hun uitgestelde loon wordt omgegaan. Meepraten lijkt er echter niet bij. De vakbeweging, een van de architecten van het pensioenstelsel, zou zich namens de werknemers wat actiever en strijdvaardiger mogen opstellen.
Na de Tweede Wereldoorlog is er geleidelijk aan een min of meer sluitend systeem van sociale zekerheid opgebouwd. Daarin zitten verwerkt alle herinneringen aan de jaren dertig en tal van eerdere economische crises, waarbij werkloze, zieke en oudere werknemers aan de bedelstaf geraakten, omdat ze niet in de gelegenheid zijn geweest hiervoor een voorziening op te bouwen. Het inkomen was daarvoor niet toereikend genoeg. Met de naoorlogse sociale zekerheid is er collectief gespaard voor ‘inkomensuitval’ bij werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. Zo is er een ‘staatspensioen’ gekomen in de vorm van de AOW. En sinds 1954, met de Pensioen- en Spaarfondsen Wet, ook een mogelijkheid om daarboven te sparen voor een bedrijfspensioen, zodat werknemers in combinatie na pensionering over een inkomen zouden kunnen beschikken dat ongeveer op 70% ligt van het salaris bij werken. Voor een volpensioen moet, in de gedachten van destijds, 40 jaar premie worden betaald door de werkgever en de werknemer. De overheid draagt haar steentje bij in de vorm van belastingvrijstelling voor dat deel van het salaris dat als premie naar het pensioenfonds gaat. Zij krijgt haar deel als het ‘uitgestelde loon’ wordt uitbetaald. Deze hoofdlijn is nog steeds herkenbaar, ook al zijn de uitgangspunten geleidelijk aan bijgesteld aan veranderende inzichten. De pensioenleeftijd is in een aantal gevallen verlaagd naar 63 jaar en soms zelfs 61 jaar. Vrouwen mochten vaak eerder met pensioen, maar dat is later als een soort van ‘discriminatie’ beschouwd en om die reden afgeschaft. Veertig jaar premie betalen werd soms 35 jaar betalen. De fiscale aftrek werd gemaximeerd op een pensioenopbouw van 2% per jaar. En het ‘eindloonstelsel’ heeft in veel gevallen plaatsgemaakt voor een ‘middelloonstelsel’, waarbij je niet langer een pensioen krijgt naar je laatste inkomen, maar naar je gemiddelde inkomen. Forse promoties in de nadagen van je loopbaan kunnen zo niet worden omgezet in een enorme stijging van het pensioen.
Een deel van het pensioenstelsel is voor werknemers zichtbaar. Althans kan voor hem of haar zichtbaar zijn. De premie wordt aangegeven op zijn salarisslip. Jaarlijks stuurt het pensioenfonds een overzicht, waarop de pensioenaanspraken zijn aangegeven. Maar wat er meer speelt rondom het pensioen is als een ‘blackbox’. Dan gaat het om wisselende rendementen op de beleggingen die met zijn premie-inleg worden gedaan, waarop weer verwachtingen voor de langere termijn worden geënt. Maar ook om steeds weer nieuwe inzichten over de levensverwachting van de aanstaande gepensioneerden. De actuarissen verdienen hier een goede boterham aan. De discussies over de houdbaarheid van het pensioenstelsel vloeien vooral voort uit het ondoorzichtige deel ervan. Enkele recente economische crises hebben de verwachtingen over de beleggingsrendementen op de langere termijn fors getemperd. En tegelijkertijd doen nieuwe verwachtingen over de gemiddelde levensduur ook een duit in het zakje. ‘We worden met zijn allen ouder’, heet het dan. Het gespaarde pensioen moet dan over een langere periode worden uitgesmeerd. Uit dit alles vloeit voor de aanstaande gepensioneerde maar één boodschap voort: het pensioen moet linksom of rechtsom worden versoberd. Het moet later in gaan, het moet in uitkering omlaag of er moet van beiden iets. En wellicht moet je er ook meer voor gaan betalen.
Iedereen kan op zijn klompen aanvoelen dat een langjarig sociaal arrangement vatbaar is voor tal van veranderingen die zich gaande de rit kunnen voor doen. Alle berekeningen zijn gebaseerd op ontwikkelingen uit het verleden, die netjes zijn gemiddeld en vervolgens naar de toekomst zijn doorgetrokken. Maar iedereen weet: ‘resultaten uit het verleden geven geen garantie voor de toekomst’. Daarmee is echter geen rechtvaardiging voor de paniek die nu over het pensioenstelsel is ontstaan. Vrij recent zijn er ingrijpende wijzingen aangebracht in de wijze waarop de ‘dekkingsgraad’ moet worden berekend. Dat wil zeggen de mate waarin pensioenfondsen aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Honderd procent is precies goed, meer is nog beter, en minder is uiteraard niet goed. Dat zit dus in het voor de pensioengerechtigden in het ondoorgrondelijke ‘blackbox’-gedeelte van het stelsel. Op zijn best zal een enkeling zich afvragen: is het zinvol het beleggingsrendement over een periode van decennia te berekenen aan de hand van de hedendaagse dagkoersen op de aandelenbeurzen? Want dat schijnt de actuele aanleiding voor de huidige paniek te zijn.
Decennialang heeft de vakbeweging bij tal van gelegenheden aan kritische en niet altijd welwillende leden uitleg gegeven over het stelsel van sociale zekerheid. Er moest immers uitleg worden gegeven waarom de stijging van de brutolonen zich niet vertaalde in een gelijke verhoging van de nettolonen. Een steeds groter aandeel van het inkomen werd afgeroomd voor uitkeringen bij werkloosheid, ziekte en ouderdom. Menig bondsbestuurder, die tevens in het bestuur van een pensioenfonds zat, moest zijn jasje uittrekken en zijn mouwen opstropen om de premieaanpassing aanvaard te krijgen voor iets dat tientallen jaren pas tastbaar zou worden. Of men altijd het hele verhaal heeft begrepen, valt te betwijfelen, maar de portee is wel duidelijk: als ik met pensioen ga ben ik van een redelijk inkomen verzekerd. De werkgever, zijn afdeling personeelszaken, heeft zijn uitleg daaraan toegevoegd. En het pensioenfonds heeft eveneens jarenlang een duit in het zakje gedaan. Als je als werknemer van zoveel kanten hoort dat het wel snor zit met je pensioen, dan mag je er ook op vertrouwen.
Het is onbegrijpelijk, eigenlijk onverdedigbaar, dat deze notie in de pensioenwereld lijkt te zijn weggezakt. Medio augustus komt toezichthouder DNB met een onheilsbericht. Veertien pensioenfondsen zouden zich in de gevaren zone bevinden. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat er nog eens dunnetjes overheen. Namen en rugnummers ontbreken. Maar hun boodschap is helder: de pensioenen moeten omlaag, in een enkel geval zelfs met 14 procent. Sinds wanneer gaat de toezichthouder en de regering over de hoogte van de pensioenen? Zegt de toezichthouder ook tegen banken die hun zaken niet goed op orde hebben, dat ze renteverplichtingen maar moeten verlagen? Bepaalt de minister van SZW de hoogte van het ‘uitgestelde loon’? Dat is toch nog steeds een zaak van werkgevers en werknemers?
Annex aan de opgelierde discussie komen onderwerpen op als: zijn de pensioenfondsbestuurders – lees de vakbonds- en werkgeversvertegenwoordigers - wel deskundig genoeg? Moeten er geen pensioengerechtigden in de besturen van de pensioenfondsen. Dreigen de jongeren straks niet op te draaien voor pensioenrechten, die ze zelf nooit zullen genieten? Het zijn begrijpelijke vragen, maar het teleurstellende is de relatieve onzichtbaarheid van de vakbeweging. Het lijkt alsof de verantwoordelijkheid voor de pensioenen is overgedragen aan anonieme deskundigen, die aan niemand verantwoording hoeven af te leggen. Op zondag 12 september is het programma Buitenhof gewijd aan de pensioenproblematiek. Er zit geen vertegenwoordiger van een pensioenfonds bij, noch van vakbeweging of werkgeversorganisaties. Iedereen mag mee babbelen, de mensen die er echt over gaan laten verstek gaan. Of zijn niet uitgenodigd. Hoe het ook zij, het versterkt het vertrouwen niet.
Het is niet waar dat de vakbeweging helemaal stil is. De Unie heeft een brandbrief naar de Tweede Kamer gestuurd. De FNV kritiseert de opstelling van DNB en SZW. Samen zullen ze wel bevorderd hebben dat de 5 grote pensioenfondsen op 10 september paginagrote advertenties hebben geplaatst met de kop ‘Er is wat aan de hand met uw pensioen’ en de afsluitingszin ‘Jouw Pensioenfonds. Samen sta jij sterk.nl’. Maar dat versterkt alleen maar het idee dat de zeggenschap over het pensioen aan bureaucraten en deskundigen is overgedragen.
Het verdient aanbeveling dat de vakbeweging zijn plaats aan de pensioentafel zichtbaar en herkenbaar opeist. Het kan niet zo zijn dat het technocratische prudentieel toezicht van DNB het pensioenbeleid domineert. Het kan niet zo zijn dat de politieke agenda van een kabinet de hoogte en de duur van de uitkeringen bepaalt. Het mag niet langer zo zijn dat de eerste verantwoordelijkheid voor een pensioenfonds, zoals bij het ABP, wordt belegd bij – overigens respectabele – mensen als Elco Brinkman, Ed Nijpels of Harrie Borghouts, die nimmer publiekelijk zijn betrapt op enige affiniteit met pensioenen en pensioengerechtigden. De vakbeweging moet zich niet laten aanleunen dat ze geen deskundige vertegenwoordigers heeft afgevaardigd in de pensioenfondsbesturen. En dat ze geen oog heeft voor de solidariteit over de generaties heen. Er is werk aan de winkel!
Jeroen Sprenger
NVJ plast tegen de verkeerde boom
Keer op keer komen er verwijten vanuit de journalistiek naar politiek en overheid. Niet zelden worden er klaagzangen vanuit de politiek in omgekeerde richting aangeheven. Mijn stelling is steeds: zullen we nu niet gewoon ons werk 'ns goed gaan doen. Italië kan toch niet winnen, zoals Johan Cruijff ons leert, maar je kunt er wel van verliezen.
De overheid moet goed communiceren met burgers. Dat behelst een heel breed terrein, waar heel veel mensen op werken. Dan hebben we het over officiële publicaties, over de Belastingtelefoon, Postbus 51. Het merendeel van de rijksoverheidsvoorlichters werkt in deze sfeer. Het vervelende is dat de journalistiek deze mensen altijd meetelt, als ze praat over de dreiging die uitgaat van het 'groeiende aantal voorlichters'. De werkelijkheid is anders. Het aantal wordt minder.
De overheid moet niet alleen goed, maar ook naar de eisen van deze tijd, communiceren met burgers. En op alle niveaus met steeds minder mensen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor beleidscommunicatie en persvoorlichting. Ik geef nu leiding aan het project Overheidscommunicatie Nieuwe Stijl (ONS) die gemeenschappelijke voorzieningen moet ontwikkelen om de gevolgen van de teruggang van ruim 800fte naar circa 600fte op te vangen. In dit kader gaan alle departementale websites uiterlijk eind dit jaar op zwart (voor 10 is het al zover), content en functies worden geïntegreerd in www.rijksoverheid.nl. In die website komen ook korte filmpjes die betrekking hebben op actuele publieke optredens van bewindslieden of in kort bestek de portee aangeven van beleid dat in de steigers staat. En daarbij maken we gebruik van camjo's. Nuchter, zakelijk, niks 'eendimensionaal ophemelen van overheidsbeleid'.
De schoen wringt bij de NVJ natuurlijk heel ergens anders. Het is de bond een doorn in het oog, dat veel media de filmpjes zo goed vinden, dat ze er gebruik van willen maken als ware het videopersberichten op hun websites. Maar dat moet zij de rijksoverheid niet verwijten. Er worden al decennia lang persberichten gemaakt. Goede persvoorlichters scheppen er een eer in die zo goed te schrijven dat ze bijna één op één de krant in kunnen glijden. Nu zijn er camjo's die hun video's zo professioneel mogelijk willen maken, zodat ze ook goed in de omgeving van een mediasite zouden passen. Wat is er daar mis mee? Sterker nog, er zit in deze ambitie iets van een waarborg tegen 'eendimensionaal ophemelen van overheidsbeleid'.
Als er al aandrang bij de NVJ is om te plassen, dan moet zij dat in een andere richting doen. Media nemen sinds jaar en dag persberichten geheel of gedeeltelijk over. En zo doen ze dat nu met de videopersberichten. Het is aan hen te bekijken of het in hun redactiebeleid past, of het in overeenstemming is met de onafhankelijkheid die ze daarbij aan de dag leggen. Er wordt de media niets opgedrongen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan hun 'onafhankelijkheid' bepaalde items naar eigen inzicht te coveren.
Het huidige medialandschap en de manier waarop mensen in hun informatiebehoefte voorzien plaatst zowel de media als de overheid voor problemen. Ieder moet maar in zijn eigen omgeving nagaan hoe met deze uitdaging om te gaan. Maar laten we niet oorzaak en gevolg door elkaar halen. De overheid heeft een plicht tot communicatie met de samenleving. Soms doet ze dat rechtstreeks, soms samen met de media. De media willen hun doelgroepen informeren over door hen geselecteerde onderwerpen, binnen een in eigen kring ontworpen format. Soms past de overheid daarin, soms niet. Laten we dit vaststellen en vervolgens met respect voor elkaars keuzes aan het werk gaan.
Jeroen Sprenger
donderdag 9 september 2010
Wie heeft mijn stukje kaas gepikt?
Nee, zo een zijn we niet. Maar we geven toch geen antwoord. Anders valt namelijk dat stukje kaas uit onze bek. We zijn anders. Ouderwets anders. Wat ons opvalt is dat iedereen zijn mond vol heeft over christenheid en respect en fatsoen maar niemand wat zegt over dat stukje kaas. Geen van de prominenten die zich zo druk maken heeft het over die kaas. Het was maar even nieuws dat het demissionaire kabinet Balkenende voor 3 miljard extra gaat bezuinigen. Logisch want het volk, zo zegt de minister van financiën, zal worden gespaard. Er wordt namelijk vooral bezuinigd op de kinderopvang en op de overheid zelf. Minder en goedkopere ambtenaren. En zo kom je te weten dat bezuinigen op kinderen en ambtenaren wel christelijk en fatsoenlijk is in dit land. Want daar is iedereen het kennelijk over eens: die horen er niet bij. Dat zelfde geldt ook voor alle ouderen. Door een andere toepassing van de sterftetabellen en het extrapoleren van de dagrente is een twee jaar tijd een constructie tot stand gebracht waarbij bulkend rijke pensioenfondsen de uitkeringen zullen moeten afstempelen. Logisch toch? Kennelijk horen de pensionado’s er ook niet bij. Minder kaas voor opa en oma.
En waag het niet een woord te zeggen over de zieken en zwakkeren in ons land. Die eten ons voor miljarden de kaas van het brood. En dat kan en moet dus ook kilo’s minder. Helaas is links en rechts het daar wel over eens. Ooit waren we een land van lekkere Goudse of edammer kaaskoppen, nu wachten we vol spanning op een kabinet van Scrooge en Marley.
Volgens Wilders moeten veel allochtonen het land uit. Volgens de andere politieke partijen moet iedereen het land uit. Want dat is christelijk en fatsoenlijk.
maandag 16 augustus 2010
Lekker ouderwets over de ruggen van de arbeiders
Reclame maken voor geneesmiddelen is in Nederland verboden. Daarom maakt de farmaceutische industrie graag reclame voor problemen. Waarvoor dan natuurlijk hun geneesmiddelen probaat voor een oplossing kunnen zorgen. Kennelijk werkt het. Dacht ook AON. Als je de werkgevers bang maakt worden ze klant. Dat daarbij de Nederlandse werknemer voor leugenaar moet worden uitgemaakt kan AON weinig schelen. Veel kennis van zaken over werknemers hebben ze toch niet. Employee benefits?
Al in april dit jaar viel AON op met een tendentieus persbericht over verzuim. Volgens hun Europees onderzoek bleek het verzuim in Nederland het hoogste van Europa. In kleine kring konden we ons daar vrolijk over maken: want hun cijfers klopten niet. En nu, hartje zomer, alle werknemers op vakantie, komt hun tweede bericht: Nederlandse werknemers liegen (zo noemen ze het letterlijk) over hun verzuim en jaarlijks kost dat 3 miljard euro. En weer kloppen hun cijfers niet. Speciaal voor preventiemedewerkers en voor ondernemingsraadsleden die nog weten dat ze instemmingsrecht hebben ten aanzien van maatregelen rond verzuim gaan we even rekenen. Iedereen die vijf citroenen kan tellen kan narekenen wat de employee benefits van AON waard zijn.
AON verslaat de nauwkeurigheid van de CBS-verzuimstatistieken met de mededeling dat Nederland het hoogste verzuim heeft van alle Europese landen: 4,45%. Daarnaast is de gemiddelde duur op een na het hoogst: 10 dagen. Alleen Frankrijk heeft een hogere duur: 13,5 dagen. België (7,3 dagen) en Duitsland (6,6) doen het een stuk beter. Overigens valt het met de frequentie van het verzuim in Nederland wel mee: gemiddeld 2 keer per jaar, meer dan Frankrijk (1,8) maar een stuk minder dan België (2,3) of Duitsland (2,4).
Op naar de groentewinkel! Of zullen we eerst een grapje doen? Mijn ouders vertelden wel eens dat een reiziger in New York aan de portier van zijn hotel vroeg wat zijn gemiddelde fooi was. Five dollar, Sir! En toen de reiziger hem verbaasd zelf ook vijf dollar toestopte verklaarde die portier de reiziger tot eeuwige vrind: Bedankt meneer, u bent de eerste die het gemiddelde haalt!
Gelukkig zijn er maar heel weinig Nederlandse bedrijven met een verzuimfrequentie van 2 keer per jaar. Algemeen wordt een dergelijke frequentie als alarmsignaal beschouwd. AON staat dus wat los van de werkelijkheid. En kan ook niet rekenen. Hoe hoog is het verzuim? Volgens AON per jaar 2 maal 10 (frequentie maal duur) is 20 dagen. Gedeeld door 365 dagen is dat 5,4% en niet 4,5. Dat is 20% hoger dan in werkelijkheid het geval is. En hoezo het hoogst? Dezelfde berekening levert voor Frankrijk 6,6% op. Alarmez les citoyens!
En dan het bericht van AON dat 20% van de Nederlandse werknemers bij hun laatste verzuim logen dat ze ziek waren. Tja. Gaan we op AON af dan zijn werknemers leugenaars. En hun
leidinggevenden sukkels. Wellicht bedoelen ze die 20% die ze teveel hadden berekend? En dan nog wat hogere wiskunde van AON. In april meldde AON dat het verzuim Nederland jaarlijks 10,8 miljard kost. En in juli melden ze dat de leugens van de werknemers 20% van 10,8 miljard dus 3 miljard kosten. Ai, foutje van een miljard. Gelukkig geeft AON vijf belangrijke adviezen om het verzuim te verlagen. Nog gelukkiger is dat we ze niet hoeven te noemen omdat die vijf oplossingen in elk Nederlands bedrijf sinds jaren al dagelijkse praktijk zijn.
zondag 15 augustus 2010
Het slachtoffer is de dader
Wie kaatst moet de bal verwachten.
Dialectiek van de vooruitgang? Wet van de remmende voorsprong, zal je bedoelen.
De gelegenheid maakt de dief.
Vrouwen in de top van het management? Doorbreken ze het glazen plafond? Kom op zeg, excuus-truzen zijn het.
In de billen geknepen bij het fotokopieerapparaat? Heeft u uw collega niet uitgedaagd?
U wordt gehaat? Dan zult u het er wel naar hebben gemaakt. (naar Tijl Uilenspiegel)
“De bevelhebber zei tot Tijl, op strengen toon:
- Gij wilt dus niet bekennen?... Dat is de dood, dien ge zelf zoekt ...”
“Men weigert te erkennen dat de Love Parade, nog afgezien van haar ziekelijke verschijningsvorm, ook met zonde te maken kan hebben en daarom logischerwijs ook met de oordelende en straffende God!” (Bisschop Andreas Laun over het drama van Duisburg)
Hitler op democratische manier aan de macht gekomen in Duitsland? Wat wil je ook met die ruziënde sociaaldemocraten, katholieken en communisten.
De inval van Hitler in Polen en Tsjecho-Slowakije? De weg werd geplaveid door Neville Chamberlain, in München, Peace in our time, het Verraad der vlaggen.
Hulpkonvooi voor Gaza beschoten: Turkije negeerde waarschuwingen.
Ajax verloren? Hoe kom je erbij? Ajax heeft niet gewonnen.
De eigen vrije wil van de mens? Ik hou het op predestinatie!
De winnaar heeft altijd gelijk.
De verklaring voor de afslanking van Organon in Oss is erin gelegen, dat er in Nederland maar mondjesmaat recepten worden geschreven voor nieuwe (dure) geneesmiddelen. Huisartsen zijn conservatief in het voorschrijven, ze zijn er zelfs trots op dat zij zich aan hun richtlijnen houden. En zorgverzekeraars vergoeden alleen de goedkoopste middelen. De ingreep zou wellicht niet nodig zijn geweest als er in Nederland een innovatiever klimaat was. (Hans Kortlever, directeur midden-Europa van MSD in Trouw, 9 juli 2010).
Heeft België nog steeds geen kabinet? Elk volk krijgt de regering die het verdient.
Een geheel nieuwe regering in Suriname? De oude had de band met de bevolking en het electoraat verloren.
Een minderheidskabinet? Tja, de meerderheid wilde niet anders.
Wen er maar aan:eigen schuld, dikke bult.
Jeroen Sprenger