dinsdag 1 september 2009

De Revisor

Café De Zwart is voor mij al lang niet meer het centrum van de wereld. Dat was 35, 40 jaar geleden anders. Na een hele dag in de UB te hebben gestudeerd, moest je als door een magneet aangetrokken naar het Spui. Bijeenkomsten in de Aula, universiteitsraadsvergaderingen, altijd was er een nazit in De Zwart. Gelukkig mocht ik een jaartje in Londen studeren. Gelukkig kreeg ik daarna werk in Woerden. Anders zou het voor mij nu nog het centrum van de wereld zijn geweest. Zoals voor die velen die ik daar altijd tref als ik weer eens in de buurt van het Spui ben. Ik weet niet of ik daar gelukkig van zou zijn geworden.

Sinds ruim een jaar is De Zwart anders. Er wordt Grolsch geschonken! Dat is het bier waar ik thuis mee groot ben geworden. De Zwart mag dan al decennialang het beste café van de wereld zijn, maar nu pas wordt er het beste bier geschonken. Toen ik dat voor het eerst constateerde, was Laurens Slot net overleden. Zou deze Tukker der Tukkers er nog van hebben genoten, vroeg ik me af. Laurens was er altijd, als ik weer eens langs kwam. Wie er bijna ook altijd was, was Anthony Mertens. Vaak in het middelpunt van de literaire kring, Adri van der Heijden, Allard Schröder, Elsbeth Etty. Ons contact beperkte zich hoofdzakelijk tot het elkaar gedag zeggen. Op die ene keer na, dat ik hem thuis heb gebracht. We woonden allebei in Amsterdam Zuidoost.
Ooit was ons contact wat intensiever. Ik ken Tony van Akhnaton, waar we samen in 1968 aan kwamen. Hij ging Neerlandistiek studeren, ik politicologie. Weet niet meer of we elkaar toen al in De Zwart tegenkwamen, maar het zou goed kunnen. Zeker is dat het geval begin jaren zeventig. Ik werkte vanaf 1971 bij Folia Civitatis. Op enig moment solliciteert Tony daar ook. Ik ben degene die hem het goede nieuws mag brengen dat hij is aangenomen. Het staat me bij dat hij toen op de Overtoom woonde. Met enkele glazen bier hebben we zijn benoeming bekrachtigd. (In die tijd werkte ook Henk Kersting bij Folia, als redactiemedewerker, die later als ‘advocaat van de hanen’ optreedt in het werk van A.F.Th. van der Heijden; bestaat toeval?)
Samen beschrijven we voor Folia het ontluiken van het oratorisch talent van toenmalig ASVA-voorzitter Constant Vecht, na een demonstratie in het kader van O’71 die in de Aula wordt afgesloten. Even later werken we samen aan het bijzondere nummer van Folia ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, waar ik de eindredactie van had. Op de door hem geschreven brief die ik in bij Harry Mulisch in de bus heb gestopt kwam geen respons. Met Jacq Firmin Vogelaar krijgt hij wel contact. Wist hij toen al dat hij ooit op zijn werk wilde promoveren? Hugo Brandt Corstius, lid van Folia’s redactieraad, vindt het hele nummer in de nabespreking mooi, maar van dat artikel is hij niet echt stuk.

Zoals iedere Folia-redacteur wijdt Tony zich na anderhalf, twee jaar weer volop aan de studie. Vanaf dan kom ik hem alleen nog maar met horten en stoten in De Zwart tegen. De laatste keer dat ik hem sprak is echter in café Schiller. Hij is daar bij een boek presentatie, ik bij een afscheid van een collega. Hij is dan net hersteld van een herseninfarct en druk bezig met Zwaluwziek. We raken even aan de praat. Hij belooft me een uitnodiging voor de presentatie van zijn boek. Maar die blijft uit. Koop daarom het boek zelf maar, bij de boekwinkel in de Amsterdamse Poort. Er wordt veel naar gevraagd, zegt de eigenaar van de zaak. Ja, zeg ik, een buurtgenoot, he…
Zwaluwziek is voor mij een aansprekend boek. Al lezende komen er associaties, combinaties en verbanden met mijn eigen hang-ups. Tony schrijft over zijn voorliefde voor PSV, over zijn eigen radioverslagen van wedstrijden van PSV en van Holland-België. Kort ervoor heb ik dan net gelezen ‘Tonnie van der Linden, 75 jaar’ en ‘DOS 1958, het wonder van Utrecht’. Daarin komen natuurlijk ook Coen Dillen, Roel Wiersma en Trevor Ford voor. Vroeg me wel af, Coen Dillen in het Nederlands elftal? Dat lijkt me een romantische vertekening van Tony.

Van Bernlef heb ik niet veel gelezen, maar toevallig wel ‘De onzichtbare jongen’, dat in Zwaluwziek nadrukkelijk wordt aangehaald. De vermenging van werkelijkheid en verbeelding was daarin zodanig geniaal, dat ik het niet kon laten om op internet op te zoeken of er inderdaad een Wouter van Bakel heeft meegedaan aan de Olympische Spelen van 1952 en daar jammerlijk zou hebben gefaald. Van Tony's vriend en ‘stadsdichter’ Robert Anker heb ik eveneens weinig gelezen, maar toch heb ik het idee dat ik hem ken. Zijn schoonmoeder woont namelijk bij me in de straat. Overigens een vrouw die een belangrijk deel van de mediterrane contemporaine geschiedenis in haar persoonlijke geschiedenis met zich draagt. In mijn straat wonen vanaf de bouw (1982) twee Joegoslavische gezinnen. Tien jaar later waren dat twee Kroatische gezinnen… Enkele jaren geleden zat ik op een verjaardagsfeestje naast haar. Toen vertelde ze me dat ze voor de oorlog in Rijeka was geboren; Rijeka, dat toen nog Italiaans was! Met haar eigen familie spreekt ze Italiaans, met haar schoonfamilie Kroatisch en met haar (klein)kinderen (en buren) Nederlands.

Ik schrijf Tony over mijn indrukken. Er komt geen reactie. Enige tijd later lees ik dat hij is overleden. Eind augustus lees ik dat het laatste nummer van De Revisor aan Anthony Mertens is gewijd. De boekhandels in Amsterdam Zuidoost hebben het niet. Ook bij de meest prestigieuze boekhandel in Den Haag is het niet verkrijgbaar. Eerst ben ik teleurgesteld. Later denk ik, och wat maakt het uit. Ik koester mijn eigen herinneringen. In café De Zwart, met Grolsch, aan Laurens Slot en Anthony Mertens.

Jeroen Sprenger
(1 september 2009)

1 opmerking:

  1. Benno Groeneveld, Asheville, NC, Verenigde Staten3 september 2009 om 04:30

    Ja, Folia in de jaren dat er veel te melden was, de democratie van de universiteit, de eerste vergaderingen van de Universiteitsraad en niet zoveel later het volledig geaccepteerd zijn van bezettingen van universiteitsgebouwen -- het was bijna of je niet af kon studeren als je niet een briefje had van 'het bezettingscomite.' En nu is alles weer rustig aan de universiteit en de eersten van onze generatie zijn al overleden.

    BeantwoordenVerwijderen